De vallende iep en het ontbrekende nader onderzoek

Een opvallende uitspraak van de rechtbank van Amsterdam over schade aan een auto door een omgevallen iep in het stadscentrum. De onderaannemer die de boomveiligheidscontrole uitvoerde voor de Bomenwacht, heeft een beroepsfout gemaakt en de gemeente wordt daarvoor aansprakelijk gesteld.

Op 26 januari 2011 voerde een European Tree Technician, werknemer van een boomadviesbedrijf, in opdracht van de gemeente Amsterdam een boomveiligheidscontrole uit bij een Hollandse iep. De controle verliep met behulp van de VTA methode en de boom stond aan de Prinsengracht. De controleur constateerde rotting in de stamvoet, een slechte conditie en ernstige klankafwijking bij kloppen met een hamer, en stelde dat er een breuk- en instabiliteitsrisico was. De ETT’er adviseerde om binnen een jaar weer een VTA te laten uitvoeren, met extra aandacht voor eventuele uitbreiding van de rotting.

Op 10 augustus 2011 werd opnieuw een VTA uitgevoerd met inbegrip van hamer en prikstok. Vastgesteld werd dat de conditie nog steeds slecht was, de kroon en stamvoet matig waren en er sprake was van afstervingsverschijnselen. Ook constateerde men een holle/doffe klank, houtrot en ingevallen bast en/of houtweefsel. De boom werd gekwalificeerd als ‘attentieboom’ en moest binnen twaalf maanden opnieuw worden bekeken. Op 27 juli 2011 vond een derde VTA plaats. Nu werd de boom aangemerkt als ‘risicoboom’. In het kader van de beheertaak werd geadviseerd om de boom binnen drie maanden te rooien. Naast herhaling van de eerder genoemde kenmerken was namelijk ook duidelijk geworden dat de rotting aanzienlijk was toegenomen sinds een reeds in 2010 uitgevoerd nader onderzoek.

Total loss

Op 24 september, dus binnen de geadviseerde drie maanden, viel de boom om. Hij viel op een auto, die daardoor total loss was. De eigenaar wilde vergoeding van zijn schade en stelde de gemeente als eigenaar aansprakelijk. De gemeente wees aansprakelijkheid af. Nu de eigenaar van de auto en de gemeente er onderling niet uitkwamen, ging de eigenaar naar de kantonrechter. Hij stelde dat de gemeente onrechtmatig, althans in strijd met haar zorgplicht, had gehandeld en daarom de schade van Є4.601,16 moest vergoeden. Meer specifiek stelde de eigenaar dat de gemeente onvoldoende voor deze boom had gezorgd, nu deze op een plaats stond waarbij te voorzien was dat er aanzienlijke schade zou ontstaan wanneer hij zou omvallen. Nu er al gebreken waren geconstateerd, rustte op de gemeente een verhoogde zorgplicht, aldus de eigenaar. Ook meende de eigenaar dat de gemeente een onderzoeksplicht had, omdat er uitwendig zichtbare gebreken waren geconstateerd. Verder stelde het slachtoffer dat de gemeente voorzorgsmaatregelen had moeten nemen om te voorkomen dat mensen hun auto zo dicht bij de boom parkeerden. Het boomadviesbedrijf werd niet aansprakelijk gesteld.

Op haar beurt stelde de gemeente dat zij aan haar zorgplicht had voldaan door de boom systematisch te laten controleren. De boom was weliswaar aangemerkt als ‘risicoboom’, maar in die categorie slechts als ‘nader-onderzoekboom’ en niet als ‘urgente risicoboom’ of ‘noodkapboom’. Er was geadviseerd binnen drie maanden maatregelen te nemen en de boom viel om voordat die termijn was verlopen. Ook was er geen groot potentieel risico te verwachten, nu de kans op omvallen niet zo groot was dat de gemeente meteen maatregelen had moeten nemen. Het omhakken van de boom zou buitenproportioneel en kostbaar zijn, maar ook in strijd met het streven van de gemeente om het bomenareaal in stand te houden. Bij de beoordeling van deze zaak meende de kantonrechter dat het draait om de vraag of de gemeente maatschappelijk onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, door, gelet op de uitgevoerde boomveiligheidscontroles, geen maatregelen te nemen. Omdat de kantonrechter geen expert is op het gebied van boomveiligheidscontroles, schakelde hij een deskundige in om daarover een aantal vragen te beantwoorden.

Onderzoeksapparatuur

De derde deskundige was van oordeel dat het opvallend was dat er op 10 augustus 2011 geen onderzoeksapparatuur is gebruikt. Nu de aard en de ernst van het ‘gebrek’ onvoldoende in beeld te brengen waren, had een ‘nader onderzoek’ uitgevoerd moeten worden door middel van tomografie en/of graafonderzoek. Dit gold temeer omdat bekend is dat iepen stabiliteitsproblemen kunnen hebben. Weliswaar is de boom circa een jaar later opnieuw onderzocht, maar de inzet van onderzoeksapparatuur is uitgebleven. Zonder dit nadere onderzoek had niet de conclusie getrokken mogen worden dat de boom voldeed aan breukvastheids- en stabiliteitsnormen. De deskundige oordeelde verder dat de kans op omvallen groot was, gelet op de geconstateerde gebreken. Ook oordeelde hij dat de oorzaak leek te liggen in afbraak van hout van stamvoet en wortels als gevolg van uitgestelde onverenigbaarheid. De kwalificatie attentieboom of risicoboom zou pas kunnen worden gegeven na nader onderzoek, omdat daar meer onderbouwing voor nodig is. De deskundige meent dat na de VTA van 26 januari 2011 een nader onderzoek had moeten worden uitgevoerd. Als daarmee de ernst van de aantasting aantoonbaar was geworden, hadden er tijdig maatregelen genomen kunnen worden. Hij achtte de kans dat er dan maatregelen waren uitgevoerd 70 à 100%. Ook de kans dat het omvallen het resultaat was van het niet uitvoeren van die maatregelen, achtte hij 70 à 100%. De deskundige achtte het ondenkbaar dat er bij nader onderzoek geen andere conclusies zouden zijn getrokken. Verder gaf de deskundige uitdrukkelijk aan dat de gemeente zelf op normale wijze heeft gehandeld. In haar eigen handelen schuilde dus geen verwijt.

De kantonrechter was naar aanleiding van de deskundigenverklaring van oordeel dat de extern ingeschakelde ETT’er een beoordelingsfout heeft gemaakt, door noch na de VTA van 26 januari 2011, noch na die van 27 juli 2012 op korte termijn een nader onderzoek te laten uitvoeren. Gezien de locatie van de boom en de tot drie keer toe geconstateerde gebreken, die met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot omvallen zouden leiden, heeft de gemeente onvoldoende maatregelen genomen om te voorkomen dat derden voorzienbare schade zouden lijden als gevolg van de gebreken van de boom. Door die maatregelen na te laten, is de gemeente als eigenaar tekortgeschoten in de zorgplicht die op grond van artikel 6:162 BW op haar rustte. Dat zij de boomveiligheidscontroles liet uitvoeren door een derde, verandert hier niets aan. De gemeente moet de schade aan de eigenaar van de auto vergoeden en draait dus op voor de beroepsfout van de boomcontroleur.

Rechtbank Amsterdam: ECLI:NL:RBAMS:2015:8338 en ECLI:NL:RBAMS:2015:8337

http://www.boomzorg.nl/upload/artikelen/bz815vallendeiep.pdf

Rupsje-nooit-genoeg of… Uitleg van de begrippen ‘per keer’ en ‘locatie’ veroorzaakt een serieus conflict in aanbesteding bestrijding eikenprocessierups

Rupsje-nooit-genoeg of ….?

Een gemeente in Nederland hield een aanbesteding voor de preventieve en curatieve bestrijding van eikenprocessierups. Bij het inschrijvingsbiljet moest een inschrijvingsstaat worden ingediend die werd gebaseerd op fictieve hoeveelheden. Bij de meeste posten van die inschrijfstaat ging het om een geoffreerde prijs per stuk. Dat was alleen anders bij de bestekpost ‘Verkeersmaatregelen’. Bij die post werd gerekend met een eenheid ‘per keer’. Die twee woordjes zouden de kern worden van het geschil tussen aannemer X en de gemeente. Aannemer X schreef in op de aanbesteding en stelde in dat kader nog een vraag: ‘Wat moet worden verstaan onder “keer” (zoals omschreven bij de verkeersmaatregelen)?’ Het antwoord luidde: ‘Prijs geldt voor elke keer dat een afzetting moet worden toegepast.’ Je zou denken dat het daarmee voor beide partijen voldoende duidelijk was. De opdracht werd aan aannemer X gegund en op 2 mei 2011 werd de overeenkomst gesloten. Als eenheidsprijs per keer dat een verkeersmaatregel moest worden toegepast, was een bedrag van € 25,- overeengekomen. Op grond van het bestek waren de Standaard RAW Bepalingen ‘Standaard 2005’ op de overeenkomst van toepassing. We zijn nog geen jaar verder als op 6 februari 2012 de gemeente de overeenkomst opzegt. Tussen partijen was een onoverkomelijk verschil van inzicht ontstaan over de uitleg van het begrip ‘per keer’. Als gevolg van dit verschil in uitleg was er ook discussie ontstaan over het begrip ‘locatie’. Aannemer X interpreteerde het begrip ‘per keer’ als een vergoeding per boom, wanneer bij die boom verkeersmaatregelen noodzakelijk waren. Hij was dus van oordeel dat iedere boom een andere locatie was. De gemeente bestreed niet dat het soms nodig kon zijn om verkeersmaatregelen te nemen voor de behandeling van één boom, met name in het kader van een afgesproken 24-uursbehandeling. De vergoeding van €25,- was dan terecht. Maar in de meeste gevallen was slechts één verkeersmaatregel nodig voor de behandeling van meerdere bomen op één locatie. De gemeente meende dat in die gevallen ook maar één keer een vergoeding van €25,- verschuldigd was. Het verschil van inzicht tussen de contractspartijen over de uitleg van de overeenkomst en dan met name met betrekking tot de begrippen ‘per keer’ en ‘locatie’, leidde ertoe dat de gemeente een nota van aannemer X onbetaald liet en de overeenkomst beëindigde. Aannemer X startte een procedure bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA) waarin hij betaling van de nota vorderde. De advocaten van partijen dienden vijf processtukken en extra bewijsstukken in. Ook vond een mondelinge behandeling plaats. Op 25 februari 2014, meer dan twee jaar na de opzegging, deed de RvA uitspraak.

Per Keer en Locatie

Het draaide in de uitspraak van de RvA natuurlijk met name op de begrippen ‘per keer’ en ‘locatie’. Aannemer X verwees voor zijn uitleg van die begrippen naar CROW-publicatie 96a en b waarin volgens zijn wordt bepaald dat een afzetting voor maximaal 10 meter mag worden ingezet. Dat zou blijken uit de figuren 32c en 34c. Nu de bomen tenminste 10 meter van elkaar zijn verwijderd, vroeg elke boom om een verkeersmaatregel, aldus de aannemer. Daarnaast verwees aannemer X naar zijn vraag in de aanbestedingsprocedure en het antwoord daarop van de gemeente. De gemeente gebruikte artikel 62.07.01 van de RAW (Meet- en verrekenmethode) om haar uitleg hard te maken. Daarin staat: ‘De bij toepassen… gebruikte hoeveelheid “keer” betreft het aantal keren dat de maatregel op dezelfde locatie is toegepast, met dien verstande dat per etmaal het toepassen van die maatregel slechts eenmaal wordt betaald dan wel verrekend.’ De RvA is van oordeel dat de gemeente hier gelijk heeft. Het begrip ‘keer’ gaat dus om de toepassing van verkeersmaatregelen binnen een bepaalde locatie en niet per boom. De arbiter vindt ook dat het antwoord van de gemeente op de vraag van aannemer X tijdens de aanbestedingsprocedure past binnen deze uitleg. De figuren 32c en 34c regelen uitsluitend de afstand tussen de uit te voeren werkzaamheden en de te treffen verkeersmaatregel, welke afstand niet meer dan 10 meter mag zijn, aldus de RvA. Nu het begrip ‘keer’ is uitgelegd, moet nog geoordeeld worden over het begrip ‘locatie’. Daartoe verwijst de arbiter naar het bestek. In het bestek is onder artikel 01.02.01.02.04 een kopje ‘Verrekening op basis van staffel’ te vinden en alleen daaronder wordt het begrip ‘locatie’ uitgelegd; iedere locatie is een vak van 250 bij 250 meter. Weliswaar was de uitleg lastig te vinden, maar de arbiter oordeelde dat als er bij de aannemer onduidelijkheid bestond over dat begrip, aannemer X tijdens de aanbesteding maar een vraag hierover had moeten stellen.

Arbiter

De arbiter benadrukt dat hij van oordeel is dat ook de aannemer had kunnen weten dat zijn uitleg niet juist was. De kosten die aannemer X voor de verkeersmaatregelen in rekening had gebracht waren door zijn interpretatie hoger geworden dan de kosten voor de bestrijding van de eikenprocessierups! En de kosten voor de verkeersmaatregelen waren feitelijk gering omdat het om een simpel opklapbord op een rijdende of stilstaande wagen ging. De wanverhouding tussen de kosten voor de eigenlijke bestrijding en die voor de ondersteunende taak beoordeelde de arbiter als onredelijk. Aannemer X had wel recht op een vergoeding, maar per locatie en niet per boom. Omdat aannemer X in de arbitrageprocedure niet inzichtelijk had gemaakt hoe vaak hij de kosten voor verkeersmaatregelen wel in rekening had kunnen brengen, zijn die kosten ingeschat door de arbiter. Die kwam op een veel lager bedrag uit dan wat aannemer X oorspronkelijk in rekening had gebracht. De vordering van de aannemer werd daarom afgewezen. Sterker nog, de gemeente had een tegenvordering ingediend omdat zij meende dat ze al te veel had betaald. Ook wat dat betreft kreeg de gemeente gelijk waardoor aannemer X uiteindelijk zelfs een bedrag moest terugbetalen.

Redelijkheid

Aannemer X kreeg het lid behoorlijk op de neus. Er kan natuurlijk altijd verschil van inzicht bestaan over de uitleg van termen of andere onderdelen van een overeenkomst. Stel daarover zo veel mogelijk vragen tijdens een aanbesteding. En als er dan achteraf discussie ontstaat, speelt de redelijkheid ook nog een keer een rol.

Bomenrecht

Bomenrecht

In 2013 heb ik de NDV Basiscursus Dendrologie gevolgd in de Nieuwe Ooster in Amsterdam. Zoals veel deelnemers ben ik de cursus gaan volgen vanuit een zakelijke achtergrond, maar dan wel een achtergrond die weinig mensen verwachten. Ik ben namelijk advocaat van beroep. Sinds 2006 houd ik me als advocaat bezig met het specialisme Bomenrecht. Dit specialisme beslaat een flink aantal onderwerpen, maar altijd spelen bomen de juridische hoofdrol.

De meeste mensen die ik spreek over dit onderwerp denken meteen aan de burengeschillen zoals ook De Rijdende Rechter die behandelt. Natuurlijk zijn ook dat zaken die ik vaak tegenkom. Maar het onderwerp is veel breder. Het gaat bij deze expertise bijvoorbeeld ook om schade en aansprakelijkheid, over kapvergunningen of beleidskwesties bij gemeenten of andere overheden.

Bomenrecht is geen vak dat wordt gedoceerd tijdens de rechtenstudie. Het was voor mij ook geen tevoren uitgestippelde carrière. Zoals veel dingen in het leven was het ook hier toeval dat mij tot dit specialisme bracht. Een goede relatie van mij is boomonderzoeker. Hij vroeg mij ooit mee te werken aan een cursus over Massaria, de ziekte in Platanus, waardoor soms dikke takken snel aangetast kunnen worden en kunnen afbreken. Ik mocht iets vertellen over de juridische aspecten van die ziekte voor de eigenaren van die bomen. Eenmaal in het onderwerp verdiept ontdekte ik zowel de gevarieerdheid ervan als de brede behoefte aan juridische informatie op dit vlak. Toen ik dit specialisme oppakte vonden al snel allerlei dossiers de weg

naar mijn bureau: discussies over teakhoutbeleggingen, schades aan bomen, burengeschillen en veel algemene vragen. Dat laatste was ook de reden waarom ik de website www.bomenrecht.nl heb gelanceerd. Een groot deel van de vragen die bij particulieren speelt kan op die website worden beantwoord. De site wordt inmiddels dan ook goed bezocht.

Burenrecht

Een aantal van de meest voorkomende onderwerpen van het bomenrecht stip ik kort even aan. Het meest tot de verbeelding sprekende onderwerp blijft toch wel het burenrecht. Zowel partijen als buitenstaanders houden er altijd extreme meningen op na; ‘Natuurlijk moet zo’n boom weg’ of ‘het is toch belachelijk dat die boom weg moet’. Genuanceerde uitgangspunten komen weinig voor. Dat is ook één van de redenen waarom de discussies daarover altijd hoog oplaaien. In een aantal artikelen van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden zaken geregeld die gelden voor eigenaren van naburige percelen. De voor bomen meest relevante artikelen licht ik hieronder kort toe.

De verboden zone (5:42 BW)

In het BW staat dat in beginsel bomen niet mogen staan in een zone van twee meter vanaf de erfgrens, de zogenaamde ‘verboden zone’. Voor heesters geldt een verboden zone van een halve

meter. Deze regel leidt vaak tot geschillen omdat er nogal wat uitzonderingen zijn. Zo is er de verjaring. Staat de boom al zichtbaar meer dan twintig jaar in de verboden zone, dan verjaart het recht om verwijdering te eisen. Ook kan het zijn dat er in het verleden toestemming is gegeven. Verder kunnen er plaatselijke gewoontes zijn die afwijkende (kleinere) afstanden bepalen. Daarnaast kan de gemeente in de APV de twee meter afstand kleiner bepalen. Soms zelfs tot nihil. In dat laatste geval is er dus, in afwijking van het BW, in die gemeente helemaal geen verboden zone.

Overhangende takken (5:44 BW)

Een grote bron van ergernis voor veel mensen zijn de takken van andermans boom die boven het eigen perceel hangen. In beginsel is dat ook onrechtmatig. Als eigenaar van een perceel heb je recht op het ongestoorde genot van je perceel, ook in verticale zin. Je kunt daarom als eigenaar van het perceel eisen dat de eigenaar van de boom de overhangende takken verwijdert. Wanneer hij dat niet wil doen, dan kun je het afdwingen bij de rechter. Onder voorwaarden mag je ook zelf snoeien. Dat laatste leidt vaak tot geschillen. Veel mensen denken dat je zelf altijd alle overhangende takken, in een rechte lijn omhoog, weg mag snoeien. Dat is niet juist! Je hebt namelijk wel het recht om overhangende takken weg te halen maar dat is niet onbegrensd. Je mag andermans boom niet onherstelbaar vernielen of dood maken. Het weghalen van de helft van de kroon, omdat deze helft boven je perceel hangt, is dus onrechtmatig. Wanneer de buurman dit toch doet, dan kan hij aansprakelijk zijn voor de schade aan de boom. De Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB) heeft een rekenmethode om de hoogte van een dergelijke schade te berekenen.

Onrechtmatige hinder

Een lastige discussie is die over de onrechtmatige hinder. Hinder is namelijk een relatief begrip. Wat voor de één hinder is, hoeft dat voor de ander niet te zijn. Er zijn mensen die geen enkel blaadje of takje van een ander in hun tuin accepteren omdat ze dat hinderlijk vinden. Door anderen wordt weer iedere minuut aan gemiste zonnestralen door de boom van de buurman als onacceptabele hinder ervaren. Niet alle ervaren hinder leidt er echter toe dat een ander zijn boom moet kappen. Maar wanneer wel? De Hoge Raad heeft ooit aangegeven dat het afhangt van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade

in verband met de verdere omstandigheden van het geval. Een redelijke mate van hinder, zoals normale bladval, zal moeten worden geaccepteerd. Pas als de hinder duidelijk zwaarwegend en buitenproportioneel is, zal de hinder ook onrechtmatig zijn en zal de boomeigenaar iets moeten doen om de hinder weg te nemen. Specifieke omstandigheden van het geval kunnen een rol spelen. Wonen de partijen in een bosrijke omgeving of stond de boom er al voor de klagende buren hun huis kochten? In beide gevallen hebben de buren meer hinder te accepteren. Rechters in Nederland nemen hinder niet snel aan. Afgezien van het belang van de eigenaar op bescherming van zijn eigendom, geven de rechters in de jurisprudentie ook aan dat de samenleving gediend is bij de aanwezigheid van bomen. Als hinder te snel leidt tot kap dan zullen er te veel bomen verdwijnen, aldus de rechters.

Schade door bomen

Het komt in Nederland regelmatig voor dat bomen door windworp, stambreuk of uitbrekende takken letsel veroorzaken bij personen of schade veroorzaken aan andermans eigendommen. Eén van de eerste vragen die dan gaat spelen is: wie moet de schade dragen, de eigenaar van de boom of het slachtoffer? Daarbij is het vaak relevant om te bepalen of de eigenaar van de boom aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Niet iedere eigenaar weet dat hij zijn boom regelmatig op veiligheid moet laten controleren en regelmatig moet laten onderhouden. Doet hij dit niet, dan heeft hij niet aan zijn zorgplicht voldaan en kan hij aansprakelijk zijn voor de schade die zijn boom heeft veroorzaakt. Hoe vaak de boom moet worden gecontroleerd en onderhouden is o.a. afhankelijk van de locatie van de boom en de hoogte van de boom. Bomen op risicovolle locaties moeten minstens eenmaal per jaar worden gecontroleerd, op minder risicovolle plaatsen in beginsel eens per drie jaar.

Schade aan bomen

Andersom kan de discussie ook spelen. Als iemand een boom van een ander beschadigt, dan kan het heel goed zijn dat de schade die de boomeigenaar daardoor leidt, door de veroorzaker moet worden vergoed. Bomen hebben namelijk een zekere economische waarde. Een beschadiging kan leiden tot verkorting van de levensduur en dus van waardeverlies. En ook als een boom geheel verloren is gegaan, kan er een schadebedrag berekend worden. Vaak wordt dan gekeken naar de kosten die het met zich meebrengt om een vergelijkbare boom van vergelijkbare omvang op die locatie te krijgen. Denk daarbij aan het aanschaffen van een boom, maar ook de kosten voor jarenlang onderhoud en controle.

Kapvergunningen

En dan zijn er nog de kapvergunning discussies: de eigenaar van een boom wil deze kappen en vindt soms op zijn pad de gemeente, die in sommige gevallen geen vergunning wil verlenen. Of denk aan derden, zoals natuurorganisaties die bezwaar maken tegen een verleende vergunning. Er speelt veel in ‘vergunningenland’. Om te voldoen aan de wens van deregulering en bezuiniging gooien veel gemeenten hun beleid om. Waar eerst voor bijna alle bomen een vergunning moest worden aangevraagd, gebruiken veel gemeenten nu een bomenlijst. Alleen voor de bomen op de lijst is dan een vergunning nodig, de rest kan vergunningvrij worden geveld. Maar ook bij het nieuwe beleid zijn discussie over de kapvergunningen niet verdwenen.

De lijst met juridische onderwerpen kan nog veel langer worden. De Basiscursus Dendrologie was een zeer welkome inhoudelijke aanvulling voor mijn specialisatie. Sommige boomsoorten vereisen bijvoorbeeld een andere mate van controle en onderhoud dan normaal. Andere boomsoorten kunnen een hoger risico op schade opleveren, bijvoorbeeld omdat er sprake is van uitgestelde onverenigbaarheid. Het is ook goed om te weten welke bomen wel en welke niet goed bestand zijn tegen bovengemiddelde snoei. Natuurlijk was de cursus ook erg zinvol voor de communicatie met professionele boompartijen en boomdeskundigen, want ook de bomenwereld heeft zijn eigen jargon. Goede kennis van dendrologie is onontbeerlijk om een echte specialist te zijn op het gebied van bomenrecht. Dat zelfs de rechter zulke kennis nog wel eens ontbeert, blijkt uit de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 21 december 2011. Die schrijft in een zaak over schade door een omgevallen Aesculus hippocastanum over de lamineermot in plaats van de mineermot.

Scheidende handelaren moeten veren laten

Een rechtszaak tussen twee kwekers laat valkuilen zien voor andere samenwerkende kwekers.

In april van dit jaar diende voor de rechtbank van Arnhem een geschil tussen twee boomkwekers, dat interessant is voor andere kwekers die met elkaar willen samenwerken. Advocaat Jilles van Zinderen beschrijft de uitspraak.

Samenwerking

Twee groothandelaren in bloemen en planten besluiten in februari 2009 een samenwerking aan te gaan. Clootwijck Nurseries zal een aantal percelen met bomen ter beschikking stellen. De Molenpol Holland gaat proberen die bomen te verkopen en krijgt dan een provisie per boom, de helft van de opbrengst. Molenpol mag daar wel eerst €20,- per boom van aftrekken voor onderhoud van de boom en verzorging van de percelen van Clootwijck. In 2010 dient Molenpol de percelen van Clootwijck leeg, schoon en gefreesd op te leveren. Voor klanten die Clootwijck op zijn beurt aanbrengt bij Molenpol, krijgt Clootwijck 10% provisie. De afspraken werden vastgelegd in een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst. Dan komt er bij Clootwijck een prachtige offerte aanvraag van Natuurmonumenten binnen voor 750 laanbomen, 474 parkbomen en 1.940 veren, bij voorkeur op ecologische basis (SKAL) opgekweekt. Naar aanleiding daarvan worden in besprekingen en in e-mailcorrespondentie afspraken gemaakt die afwijken van de eerdere schriftelijke overeenkomst. Er wordt zelfs al nieuw plantmateriaal geleverd en door Molenpol geplant op de percelen van Clootwijck. Deze worden ook betaald door Clootwijck (€45.580). Dan ontvangen partijen bericht dat de order van Natuurmonumenten niet doorgaat.
Kwaliteit van de bomen
Kort daarna komt de eerste mail van Clootwijck aan Molenpol waaruit blijkt dat Clootwijck vindt dat er een vergoeding betaald moet worden voor een aantal kostenposten en dat het onderhoud aan zijn percelen niet conform afspraak is uitgevoerd. Later komen er facturen voor kosten en schade. Het contact tussen partijen wordt steeds moeilijker en de discussie steeds heftiger.
In december 2011 laat Clootwijck een onderzoek doen naar de staat van de bomen op de percelen. De conclusie is dat door slechte verzorging een groot deel van de bomen van B-kwaliteit is en een deel van C-kwaliteit. De bomen van C-kwaliteit kunnen het beste gerooid worden. Van een groot deel van de B-kwaliteit kan nog A-kwaliteit worden gemaakt maar de kosten daarvan zijn hoger dan van de alternatieve optie: weghalen en opnieuw beginnen. Aan de hand van het rapport wil Clootwijck de samenwerking bespreken. Besprekingen vinden plaats, maar Molenpol verbreekt daarna de samenwerking omdat hij het gevoel heeft dat het vertrouwen ontbreekt.

Geen ingebrekestelling

Daarna stuurt Clootwijck een aantal facturen aan Molenpol voor terugbetaling van zijn investeringen. Die facturen blijven onbetaald. De advocaat van Clootwijck komt op een totale vordering van €134.423,53 uit, waarvan meer dan een ton uit schadevergoeding bestaat. Omdat er niet vrijwillig wordt betaald, wordt Molenpol gedagvaard. De rechter in Arnhem heeft er nog een hele kluif aan om alle afspraken uit te leggen. Met name de tussentijdse afwijkende afspraken in de e-mails zorgen voor veel discussie. Gelden die nu voor de gehele samenwerking, of alleen voor de misgelopen opdracht van Natuurmonumenten? Van de facturen wijst de rechter een bedrag van €1.750,- toe (iets meer dan 1% van de totale vordering). Van een factuur van €6.148,- wordt €4.127,- afgewezen. Voor het restant krijgt Clootwijck een bewijsopdracht. De schadevergoeding wordt integraal afgewezen, omdat Clootwijck Molenpol nooit in gebreke heeft gesteld. Een simpel briefje met een eis tot nakoming van de afspraken binnen veertien dagen was daarvoor al genoeg geweest. Door het ontbreken daarvan komt de rechter aan verdere beoordeling van de vermeende schade niet meer toe.

Schriftelijke afspraken

Door de bewijsopdracht is de zaak nog niet afgelopen, maar één ding mag al duidelijk zijn. Samenwerken kan lucratief en plezierig zijn en het gaat vaak goed zolang er geld wordt verdiend. Het is alleen wel verstandig om ook goede schriftelijke afspraken te maken voor het geval de plannen anders uitpakken. Wanneer er alleen maar kosten worden gemaakt, liggen de verhoudingen soms snel anders. Het maken van goede afspraken vooraf kan vaak discussies voorkomen. En als het dan misgaat, laat je dan goed adviseren. Een klein juridisch gebrek had hier in ieder geval grote gevolgen. De vermeende schade werd niet toegewezen.

Mooie sier maken met de bosbouwvrijstelling

Mooie sier maken met de bosbouwvrijstelling

Wel of geen bosbouwvrijstelling voor snoeien en verkopen van takken van eigen bodem?

Laten we ze Janssen noemen: Vader en zoon Janssen zijn tuinders in Nederland en hebben samen een bedrijf. Ze kweken planten in potten en hebben daarnaast een flink aantal bomen (en struiken) staan die ze snoeien. Het snijgroen verkopen ze op de veiling als siertakken. Geldt hiervoor de bosbouwvrijstelling?

De bomen staan al vele jaren in de volle grond op percelen van de tuinders. Het opgaande hout wordt intact gehouden. Wanneer de bomen uitvallen, worden nieuwe ingeplant, wederom voor de snoei. In 2007 hebben de tuinders bij de aangifte inkomstenbelasting verzocht om toepas- sing van de vrijstelling voor het bosbedrijf (de bosbouwvrijstelling) voor de winst die zij hadden behaald met de verkoop van de siertakken.

Bosbouwvrijstelling

De winst uit een bosbedrijf is vrijgesteld van belastingheffing. ‘Bos’ is daarbij een ruim begrip. Zo worden door de Belastingdienst bomen langs de weg of bomen rondom een boerderij ook beschouwd als een bosbedrijf. Het in stand houden van de bomen moet wel op de voorgrond staan. De winst die gemaakt wordt met die bomen is dus vrijgesteld van belastingen. De vrijstelling is met name bedoeld om het bosbezit in Nederland te beschermen.

In stand houden van bomen

De Belastingdienst besluit inzake de tuinders de bosbouwvrijstelling niet toe te passen. De tuinders maken bezwaar tegen dat besluit en ook in tweede instantie houdt de Belastingdienst voet bij stuk. De tuinders gaan daarom naar de rechtbank. Die geeft aan dat al sinds 1947 voor de toepassing van de bosbouwvrijstelling het in stand houden van de bomen op de voorgrond van het bosbedrijf dient te staan. De tuinders en de Belastingdienst verschillen van mening over de vraag of in dit geval het in stand houden van de bomen op de voorgrond staat. De tuinders geven aan dat er niet méér wordt gekapt dan wat bij normaal bosbeheer zou gebeuren. En als er al gekapt wordt, dan wordt er ook weer opnieuw ingeplant. De rechtbank is het met de tuinders eens dat de bomen in stand worden gehouden, maar meent dat dit niet op de voorgrond staat. De rechtbank is van mening dat het bedrijfsproces van de tuinders draait om het verkopen van snijgroen en niet om het in stand houden van de bomen. De Belastingdienst krijgt dus gelijk.

Appel

De tuinders zijn het niet eens met de uitspraak van de rechter en gaan in appel. Het gerechtshof in Den Haag is van oordeel dat de bomen in stand worden gehouden, omdat niet méér wordt gekapt dan bij normaal bosbeheer en er zo nodig herplant plaatsvindt. Het snijden van takken om die te verkopen is dan niet in strijd met de eis van instandhouding van de bomen. Naar het oordeel van het gerechtshof is aan de vereisten van een bosbedrijf voldaan en dus moet de bosbouwvrijstelling wel worden toegepast. De tuinders krijgen dus in appel gelijk.

Cassatie

De Belastingdienst is het niet met het gerechtshof eens en gaat in cassatie bij de Hoge Raad. De centrale vraag die in cassatie moet worden beantwoord blijft: staat het in stand houden van het bos bij dit bedrijf op de voorgrond? Waarom is deze vraag voor de Belastingdienst nu zo belangrijk dat hij daarover in cassatie gaat? De Belastingdienst beschouwt de verkoop van takken als kern van het bedrijf. De bomen zouden slechts in stand worden gehouden om deze ‘vruchten’ te kunnen plukken. En als deze tuinders gebruik kunnen maken van de bosbouwvrijstelling, hoe zit het dan met fruittelers die ook bomen in stand houden, letterlijk gericht op de verkoop van de vruchten? En mogen boomkwekers dan ook gebruik gaan maken van de bosbouwvrijstelling? Dat is nooit de bedoeling geweest van de wetgever, aldus de Belastingdienst.

Procureur-generaal

Voordat de Hoge Raad uitspraak gaat doen, heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad onlangs een zeer leesbare en informatieve conclusie over deze zaak geschreven. De procureur-generaal is een rechtsgeleerd adviseur van de Hoge Raad. Deze conclusies van de procureur-generaal, die vaak vol staan met relevante rechtspraak, literatuur en wetsgeschiedenis, worden doorgaans door de Hoge Raad gevolgd. De procureur-generaal is in deze zaak duidelijk. Wanneer het intact houden van de houtopstanden op de voorgrond staat, is er sprake van een bosbedrijf. Wanneer er niet méér wordt gekapt dan bij normaal bosbeheer en er na kappen herinplant volgt, is er sprake van intact houden van de houtopstanden en moet de bosbouwvrijstelling worden toegepast. Takken van bomen zijn volgens de procureur-generaal iets anders dan vruchten van bomen. Bij fruittelers staat het plukken van de vruchten op de voorgrond, zodat zij geen aanspraak kunnen maken op de bosbouwvrijstelling. Bij boomkwekerijen staat het kweken van bomen centraal en niet het intact houden van de houtopstand; ook daar dus geen aanspraak op de bosbouwvrijstelling.
De bosbouwvrijstelling impliceert dat de opbrengsten uit de exploitatie van bos worden vrijgesteld zolang die opbrengsten geen afbreuk doen aan de instandhouding van het bos, zodat daarmee het bosbezit in Nederland in stand wordt gehouden. Het snoeien en verkopen van takken valt dus volgens de procureur-generaal onder die exploitatie en dus moet de bosbouwvrijstelling worden toegepast bij deze tuinders. Nu is het nog de vraag of de Hoge Raad het met de procureur-generaal eens is. Het arrest wordt verwacht in juli 2013.

Europese Houtverordening spreekt boomeigenaren en de markt aan op illegaal hout

De Europese Houtverordening gaat ook de Nederlandse boombeheerders aan

Op 3 maart jongstleden is de Europese Houtverordening in werking getreden. Deze verordening is voor veel boombeheerders stilletjes en misschien zelfs ongemerkt in werking getreden. Maar veel boomeigenaren zullen zich misschien onvoldoende realiseren welke nieuwe verplichtingen zij nu hebben en wat de consequenties bij niet-nakoming kunnen zijn. Kappen of snoeien zonder omgevingsvergunning kan bij- voorbeeld leiden tot hoge boetes. De Europese houtverordening draagt de officiële beschrijving “Europese verordening tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen”. Simpelweg: niemand mag illegaal hout op de markt brengen. Boetes bij niet-nakoming kunnen in het allerergste geval oplopen tot €780.000 en voor natuurlijke personen kan er zelfs een gevangenisstraf van maximaal zes jaar worden opgelegd. Het gaat om een verordening, dus is iedereen er sinds 3 maart jl. meteen aan gehouden. De regels hoeven niet eerst geïmplementeerd te worden in de Nederlandse wet.
Illegaal hout Het doel van de Europese Houtverordening is dus om te voorkomen dat illegaal gekapt hout op de Europese markt komt. Het gaat daarbij om illegaal gekapt hout uit alle landen van de wereld en om hout in alle soorten en maten: rondhout, gezaagd hout, snippers, pulp, vloeren, multiplex, papier maar ook houtachtige biomassa, takken en tophout. Gerecycled materiaal, kranten, boeken en tijdschriften vallen niet onder de verordening. Ook een belangrijke uitzondering is (de verkoper van) de staande houtvoorraad; hout op stam. De verordening geldt verder voor de hele handelsketen van hout en houtproducten binnen de Europese Unie.

Marktdeelnemers en handelaren

De Europese Houtverordening maakt onderscheid tussen “marktdeelnemers”, die hout voor het eerst op de Europese markt brengen en “handelaren”. Handelaren zijn (rechts)personen die hout en houtproducten op de Europese markt verhandelen of verwerken en doorverkopen. Consumenten vallen buiten de werking van de Europese Houtverordening. Op hen zijn de regels dus niet van toepassing.

Definitie van illegaal

Wat wordt verstaan onder illegaal hout? De Europese Houtverordening doelt op “illegaal” in de breedste zin; gekapt zonder concessies, verhandeld zonder betaling van houtkaprechten, kap waarbij rechten van derden worden geschonden, handel in strijd met de douane of handelswetgeving, maar ook kap in strijd met milieu- en boswetgeving en regels voor biologische diversiteit. Als de Europese Houtverordening strikt wordt uitgelegd, is in Nederland hout van een boom die is geveld in strijd met de Flora- en faunawet illegaal hout. Ook hout van bomen die ten onrechte zonder omgevingsvergunning zijn geveld of zijn geveld in strijd met de Boswet, is illegaal in de zin van de Europese Houtverordening.

Bestemming van illegaal hout

Het is nog onduidelijk wat de bezitter van illegale hout er mee moet doen. Wordt het in beslag genomen en vernietigd? Kan het weer legaal worden gemaakt? Die vragen moeten nog door de NVWA, de Europese Unie, of de rechtspraak worden beantwoord.

Verplichtingen

Welke verplichtingen uit de Europese Houtverordening gelden op dit moment voor marktdeelnemers en handelaren? Handelaren moeten hun leveranciers en afnemers administreren en vijf jaar archiveren. Van marktdeelnemers wordt meer geëist.
1 Allereerst moet het verbod om illegaal gekapt hout op de markt te brengen worden nageleefd.
2 Daarnaast moeten marktdeelnemers een stelsel van zorgvuldigheidseisen invoeren om het risico van illegaal gekapt hout in beeld te brengen. Ze moeten kunnen aantonen dat ze de nodige zorgvuldigheid betrachten en risico’s uitsluiten.
3 Verder is handhaven verplicht, alsmede het op gezette tijden evalueren van het stelsel van zorgvuldigheidseisen. Dit evalueren kan ook gedaan worden door toezichthoudende organisaties. In Nederland is dat de NVWA. Het hout en de hout- producten moeten traceerbaar zijn, zodat ook voor marktdeelnemers registratie van leveranciers en klanten nodig is.

Stelsel van zorgvuldigheidseisen

Wat houdt nu een stelsel van zorgvuldigheidseisen in? Marktdeelnemers moeten de kans op illegaal hout tot een minimum beperken. De drie belangrijkste elementen van het stelsel zijn:
A. Informatie: de marktdeelnemer moet toegang hebben tot de informatie waaruit onder andere blijkt waar het hout is gekapt, om wat voor hout het gaat en de hoeveelheid maar ook of de nationale regels zijn nageleefd.
B. Risicobeoordeling: de marktdeelnemers moe- ten aan de hand van de informatie beoordelen wat het risico is op illegaal hout in de keten van toelevering, rekening houdende met de criteria uit de Europese Houtverordening.
C. Risicobeperking: als uit de beoordeling blijkt dat er een risico is op illegaal hout in de keten van toelevering, kan dat risico worden beperkt door aanvullende informatie te vragen bij de leverancier. Gedetailleerde uitleg van alle verplichtingen zijn te vinden in het guidance document van de Europese Commissie1en op de website van de NVWA.


Gevolgen voor Nederlandse boomeigenaren

Wat betekent deze verordening nu voor de boomeigenaren in Nederland? Wat zijn de verplichtingen als hout wordt verkocht van in Nederland gevelde bomen, al is het maar een enkele boom? De staande houtvoorraad valt niet onder de Europese Houtverordening. Wanneer een eigenaar zijn hout dus op stam verkoopt, is hij geen marktdeelnemer en hoeft hij niet aan de eisen te voldoen. De koper moet dat wel. Wordt de boom eerst geveld en daarna verkocht, door bijvoorbeeld verkoop langs de weg te laten plaatsvinden, dan zijn verkoper en koper beide gehouden aan de verplichtingen uit de Europese Houtverordening. Het is voor de eigenaar van bomen dus zaak om daarmee rekening te houden en een keuze te maken: of hout alleen nog maar op stam verkopen, of een systeem opzetten conform de eisen van de Europese Houtverordening.

Het zal wel meevallen?

Dat sommige boomeigenaren in Nederland een boete gaan krijgen van de NVWA, is niet onwaarschijnlijk. In 2012 bleek alleen Staatsbosbeheer voorbereid op de vereisten van de Europese Houtverordening, terwijl binnen de provincies, waterschappen, gemeenten en landschappen naar schatting 25% van het hout langs de weg wordt verkocht. En dan is er natuurlijk nog de verkoop van het hout van de enkele boom die in het stedelijk gebied is geveld. Dat hout moet dus al conform de eisen van de Europese Houtverordening worden verkocht. Ook verkoop en handel in brandhout, takken en tophout, bijvoorbeeld voor energiecentrales, valt onder de Europese Houtverordening.

Niet veel illegale kap in NL

De kans op grootschalig illegaal gekapt hout in Nederland is niet groot. Gelet op de geest van de Europese Houtverordening, zal de NVWA waarschijnlijk haar capaciteiten met name aanwenden bij het bestrijden van de import van buitenlands illegaal hout. Aan de andere kant zullen er ongetwijfeld gevallen voorkomen van verkoop van hout (en houtproducten) van bomen die bijvoorbeeld zijn geveld zonder de vereiste omgevingsvergunning. Een tip bij de NVWA of aangifte bij de politie kan dan vervolgens zomaar leiden tot een boete voor de verkoper. De hoogte van de boete zal worden afgestemd met de milieuschade, de waarde van het betrokken hout, belastingderving en economische nadelen en het economisch voordeel bij de verkoper, zoals dat nu ook al gaat bij de Wet economische delicten. Hoe hoog die boetes zullen zijn is nu nog niet met zekerheid te zeggen. Misschien moeten boomeigenaren die situatie voor zijn door bomen alleen te vellen en te snoeien als dat mag en ook het systeem van zorgvuldigheidseisen in te voeren. Een typisch geval van better safe than sorry?

DIRECT CONTACT
HAUT Legal & Tax
Hooghiemstraplein 167
3514 AZ Utrecht NL
 
030-2718844
jilles@hautlegal.nl